VORMGROEI

In de loop van de geschiedenis hebben we vooral geleerd dat de dingen waar we zeker van waren niet klopten. De aarde is niet het middelpunt van het heelal, zelfs de zon is dat niet. Geen enkel land kan stellen dat het meer waard is dan een ander land. Geen religie kan zijn suprematie bewijzen. Filosofieën zijn altijd heel persoonlijk, van betrekkelijke aard en we hebben er dus eigenlijk geen idee van wie we zijn. Velen stellen overdreven veel belang in ons fysieke lichaam en vergeten hun geestelijke realiteit.

De zielloze materialisten die alles wat niet meetbaar is direct onder de noemer van kwakzalverij scharen staren zich letterlijk blind op hun meetinstrumenten. Want als zovele miljoenen, nu en in het verleden, hier en overal elders, getuigen van aura’s en energievelden om ons lichaam, van helderziendheid en heldervoelendheid, van contact met overledenen, van genezing door handoplegging of homeopathie, dan is het wel erg aanmatigend als je hen allemaal uitmaakt voor oplichters of fantasten.

Ja, er is ‘meer tussen hemel en aarde’ - er is meer dan grove materie alleen. Iedereen die er een zekere gevoeligheid voor heeft kan dat zien of voelen. Er is een subtiele wereld die ons doordringt en onder andere tijdens meditatie wordt opgemerkt. Je zou ook kunnen spreken van een droomwereld of een astrale wereld. Is het bestaan ervan zo vreemd als je bedenkt hoe de natuurkunde nog worstelt met raadsels rond de quantumwereld en met de mysterieuze donkere materie of dito energie? Natuurkundig gezien weten we helemaal niet wat er allemaal speelt in ons bestaan.

In de spiritualiteit, die helemaal op die fijnstoffelijke, subtiele realiteit is gestoeld, wordt gebruik gemaakt van kennis die tijdens meditatie of door helderzienden is waargenomen. Dit kan niet worden bevestigd door het instrumentarium van wetenschappers, maar kan ook niet worden weerlegd. Beschrijvingen van dit subtiele gebied omtrent bouw en werking vallen dan ook onder de filosofie en is daarmee hypothetisch. Daar is dus een zekere behoedzaamheid vereist. Nu stellen kenners op dit gebied dat er zich in de ‘astrale’ of subtiele wereld oervormen bevinden van alle soorten die op aarde voorkomen. Ongeveer zoals bij het schaduwspel in de grot van Plato.

Waarom is dit zo belangrijk? Welnu, het gaat hier om de mysterieuze processen die een rol spelen tijdens de vormgroei van elk mens, dier of plant. Het is toch wonderlijk dat je bij kinderen van een ouderpaar de ouders kunt herkennen? Hij is typisch zijn vader … Dat komt heel nauw, probeer maar eens van iemand een gelijkend portret te tekenen. En nu ontstaat daar zomaar ineens een kindje dat al de typische kenmerken heeft van zijn vader of moeder. En voor het jong van een kat, kangoeroe of kanarie geldt precies hetzelfde.

Je wordt kennelijk geboren in een soortsvorm. Met lichaam en ledematen, met zintuigen en een algemeen uiterlijk dat kenmerkend is voor de soort. Het hypothetische idee is nu dat in de subtiele realiteit zo’n basisvorm bestaat voor het lichaam. Een soort oer-paard of oer-rivierkreeft. Vormen die we ook in ons dagelijks leven goed kunnen herkennen. Dát is een paard, dát is een rivierkreeft. We nemen het waar, koppelen het aan het subtiele beeld van dat dier en geven het de juiste naam.

Voor de vormgroei is dat interessant. Want als dat klopt, dan kan het groeiende lichaam goed gebruik maken van die subtiele oervorm. Je zou kunnen zeggen dat het door een fijnzinnig contact met de subtiele realiteit dan in de vorm groeit van de soort. Bij die groei kan het subtiele energieveld, de prana van het vitale omhulsel een leidende rol bij spelen.

Maar hoe ontstaan dan de onderlinge verschillen tussen dieren van een soort en ook bij de mens? Wel, het DNA is er altijd om ondersteuning te geven aan de groei. Dat DNA zal op een of andere manier de groei in zijn algemeenheid moeten begeleiden, maar de individuele kenmerken worden bepaald door persoonlijke genen. Die krijg je van je ouders. Daarom heb je de neus van je vader, de ogen van je moeder en bijvoorbeeld ook de krullen van je moeder. Dat zijn de details. En deze details zijn overigens erg belangrijk voor de overlevingskansen van een individueel organisme.

In dit beeld is de lichaamsgroei dus allereerst onderhevig aan subtiele krachten en het DNA is het stoffelijke middel om daar ‘letterlijk’ handen en voeten aan te geven. En binnen de mogelijkheden van de soortsvorm worden de details verder opgevuld door persoonlijke genen die het kind van zijn ouders krijgt.

In dit hele verhaal vind je geen antwoord op de vraag: speelt de evolutie zich dan ook af op dat subtiele niveau? Ik denk het wel, maar wanneer splitst een soort in twee ondersoorten en uiteindelijk twee afzonderlijke soorten? Zijn daar tegenhangers voor aan te wijzen in het ‘astrale’? Ik zou het werkelijk niet weten, maar wetenschappelijk gezien is die vraag natuurlijk erg interessant. Voor mij staat voorlopig wel vast dat de evolutie in de eerste plaats een geestelijk proces is, waarbij het lichaam de ontwikkelingen van de geest volgt.